If you're seeing this message, it means we're having trouble loading external resources on our website.

Als je een webfilter hebt, zorg er dan voor dat de domeinen *.kastatic.org en *.kasandbox.org niet geblokkeerd zijn.

Hoofdmenu

Tweecijferige getallen opsplitsen bij optelsommen

Sal doet optelsommen door op verschillende manier getallen op te splitsen. 

Wil je meedoen aan het gesprek?

Nog geen berichten.
Versta je Engels? Klik hier om de discussie op de Engelstalige Khan Academy website te bekijken.

Videotranscript

Laten we eens bekijken hoe we optelsommen kunnen opsplitsen. En dit is handig, want als we ze op de juiste manier opsplitsen, dan wordt het optellen makkelijker. Laten we deze eerste vraag eens bekijken. Lindsay weet niet hoe ze 39 bij 61 moet optellen Help Lindsay door een optelsom te kiezen die hetzelfde is als 39+61. Kijk eens naar de mogelijke antwoorden. De eerste optie is 30 + 60 + 90 + 10, 30 + 60 + 90 + 10. En ik stel voor dat je de video stilzet en dit eerst zelf probeert te doen. Deze eerste keuze: waar komt die 30 vandaan? Nou, 30, dat is 3 tientallen, en hier heb ik ook 3 tientallen. De 3 in 39 staat op de plek van de tientallen, dus dat zijn 3 tientallen of 30. En dan hebben we 60, waar komt die vandaan ? Nou, het getal 61 heeft een 6 bij de tientallen, dus dat is 6 tientallen of 60. En dan hebben we nog +90? Waar komt de 90 vandaan? Ik kan hier nergens 90 zien. Je denk misschien... "nou, ik heb hier een 9", maar deze staat bij de eenheden, niet bij de tientallen. Dit is 9, niet 90. En hier heb ik 1. Ik heb zeker geen 90. Ik heb niet eens een tiental. Het zou alleen kloppen als hier niet 90 stond, maar 9. En in plaats van 10, hier 1 stond. Want we hebben een 1 bij de eenheden, dus dan zou het kloppen, maar dat staat er niet. Er staat niet 30 + 60 + 9 + 1. Er staat 30 + 60 + 90 + 10. Dus deze kiezen we niet. De volgende keuze is 30 + 60 + 9 + 1, en dit is volkomen logisch, want we hebben de 30 plus de 9, en dat wordt 39. en dan de 60 plus de 1, en dat wordt 61. Dus deze twee dingen zijn gelijk. En de reden dat het nuttig is om de getallen zo te splitsen, is dat je dit uit het hoofd kan doen: 30 + 60, dat is 3 tientallen plus 6 tientallen is 9 tientallen. Dus deze twee stukken hier geven 90 als je ze optelt. En 9 + 1, dat wordt 10. En daarna hebben we 90 + 10, en dat is gelijk aan 100. Maar dat hoeven we niet uit te rekenen. Ze vroegen alleen maar "welke van deze zijn gelijk aan wat hierboven staat," en dit is zeker waar voor deze hier. En we hoeven er maar één te kiezen, dus zijn we klaar, maar we kunnen nagaan dat deze niet klopt. We hebben de 9 + 1, en dan nog 3 en 6. Nou, deze 3 hier, komt niet overeen met 3, het zijn 3 tientallen, dat is 30. Dit zou 30 moeten zijn. En dit is 6 tientallen, niet 6, dus dat zou 60 moeten zijn, maar dat stond er niet. Dus die kunnen we ook uitsluiten. Laten we er nog één doen. Welke optelsom is hetzelfde als 41 + 57 ? En hier hebben ze alles opgesplitst ... in tientallen en eenheden. Dus voordat ik naar de antwoorden kijk, probeer ik dat eerst te doen. In 41 staat een 4 bij de tientallen. Dus dat geeft 4 tientallen. En bij de eenheden heb ik een 1. Plus 1 eenheid. Dat geeft 41. En dan 57 Bij de tientallen ... heb ik een 5, dus plus 5 tientallen, en bij de eenheden heb ik 7. Plus 7 eenheden. Laten we eens kijken welke antwoorden hetzelfde geven als wat ik net opgeschreven heb, In dit eerste antwoord hebben we 4 tientallen en 1 eenheid. 4 tientallen en 1 eenheid. 4 tientallen en 1 eenheid geeft 41. Dus deze 4 tientallen plus 1 eenheid wordt 41. En dan heb ik nog 5 tientallen en 7 eenheden. 5 tientallen en 7 eenheden. Dus dit eerste antwoord is precies wat ik had, alleen in een andere volgorde. Als ik schrijf: 4 tientallen + 5 tientallen + 1 eenheid + 7 eenheden, dan is het eerste antwoord juist. En dus hebben we het antwoord, maar kijk eens naar de andere antwoorden om te zien waarom ze niet kloppen. Ik weet dus waar de 4 tientallen vandaan komen, maar dan staat er 1 tiental. Het lijkt alsof deze 1 bij de eenheden zomaar een tiental geworden is, dus dat is zeker verkeerd. En dan staat er 5 eenheden. Maar hier staan 5 tientallen, niet 5 eenheden. Dus dat klopt niet. En dan staat er 4 eenheden. Nou, deze 4 staat bij de tientallen, dus dit zijn 4 tientallen. En dan hebben we 5 eenheden, maar die 5 staat bij de tientallen. Het moest 5 tientallen zijn. Dat moet tientallen zijn, en dat moet ook tientallen zijn. Dus het eerste antwoord is inderdaad de juiste.