Hoofdmenu
Leerjaar 2
Course: Leerjaar 2 > Eenheid 3
Les 3: Aftrekken van 1 en 101 aftrekken vs. 10 aftrekken
Sal bespreekt het verschil tussen 1 aftrekken en 10 aftrekken.
Wil je meedoen aan het gesprek?
Nog geen berichten.
Videotranscript
Wat ik wil dat je doet
is de video pauzeren en nadenkt over wat 27 min 1 = en dan nadenkt over wat 27 min 10 = Ok, misschien vond je het vanzelfsprekend maar ik wil denken in termen als waarde Focus je op 27, dus 27, Ik heb er twee in de rij van 10,
dat betekent twee tientallen en we zien ze hier,
twee groepen van tien en dan hebben we
zeven in de plek van één en we zien die zeven eenheden hier Nu ga ik er één vanaf halen, Ik haal er één vanaf, want dit is de plek voor de
eenheden Dus ik haal er één weg. Laten we dus hier een weghalen en wat heb ik dan over? Nou ik heb nog steeds mijn twee tientallen dus ik kan de twee
in de groep van tien plaatsen dus ik heb nog steeds
twee in de plek van tien En hoeveel eenheden heb ik over? Ok, ik had er zeven over,
ik haal er één weg nu heb ik zes eenheden, dus twee tientallen en zes eenheden,
we noemen dat 26 Denk nu eens na over 27 min 10 Dus nogmaals dit is 27,
twee tientallen en zeven eenheden en nu halen we niet enkele eenheden weg maar we gaan er tien weghalen Laten we onszelf herinneren,
een 10 is letterlijk een 10 Ik weet dat het klinkt
alsof ik constant herhaal maar ik wil dat je het getallenstelsel
waardeer Dit zijn de tientallen dus ik ga er één weghalen
een tien en nul nullen Laten we er tien weg halen Dus laten we deze misschien
weg halen Ik doe dat in een kleur
dan zien we dat makkelijker Ik kan dit weg halen,
en wat houd ik dan over Hoeveel tientallen houd ik over? Ok nu heb ik nog maar een groep van 10 dus ik heb een tien,
dat is een tiental hier en hoeveel eenheden heb ik? Ok ik heb nog zeven eenheden dus ik heb er nog steeds zeven eenheden Dus 27 min 10 is één 10 en 7 enen En je kunt het ook zo zien, en dit is de manier
waarop je het hebt gedaan op het moment dat
ik het je vroeg Hey, als ik er een weg haal Ik ga mijn een tallen stuk voor stuk Ik ga van 27 naar 26 maar als ik er tien weg haal dan gaat er 1 van mijn tiental af dus ik ga van een twee
naar de tientallen dus ik heb een één
op de plek van een tiental Ik ga van 27 naar 17 De een tallen veranderden niet