Hoofdmenu
Leerjaar 5
Course: Leerjaar 5 > Eenheid 7
Les 2: Getalpatronen- Getalpatronen in het coördinatenvlak tekenen
- Patronen interpreteren in het coordinatenvlak
- Het verband in geordende paren interpreteren
- Tabellen uit regels voor het verband tussen 2 variabelen
- Regels opstellen voor het verband tussen 2 variabelen
- Punten op een lijn herkennen
- Grafieken uit regels voor het verband tussen 2 variabelen
- Verband tussen 2 patronen
© 2023 Khan AcademyGebruiksvoorwaardenPrivacybeleidCookie Notice
Patronen interpreteren in het coordinatenvlak
Sal bestudeert de punten op een getallenlijn en interpreteert het patroon om de verbanden te ontdekken. Gemaakt door Sal Khan.
Wil je meedoen aan het gesprek?
Nog geen berichten.
Videotranscript
"De volgende grafiek representeert de
eerste vijf termen van twee reeksen. "In het antwoordvak zijn
uitspraken over de twee patronen. "Kies alle goede uitspraken." Dus elk punt, zoals deze
hier, representeert... Zijn horizontale component is
de eerste term van Reeks A, dus 4 en zijn verticale coördinaat is
de eerste term in Reeks B, dus 1. En dat kunnen we met de
andere punten ook doen. Dus laten we kijken wat de waardes zijn. Dus we hebben Reeks A en Reeks B. Dus de eerste term van Reeks A is 4. En als Reeks A 4 is, is de eerste term van Reeks B 1. De tweede term van Reeks A is 7. En als Reeks A 7 is, is Reeks B ook 7. Derde term, Reeks A is 10 en Reeks B is 13. En dan de vierde term. Reeks A is 13 en Reeks B is 19. En ten slotte de vijfde term. Reeks A is 16 en Reeks B is 25. En voordat we hier naar kijken, laten we
kijken wat we van deze reeksen denken. Dus zo te zien begint Reeks A op 4
en het gaat telkens met 3 omhoog. Van de ene term naar de
volgende moet er 3 bij. En Reeks B dan? Reeks B begint op 1 en zo te zien
komt er met elke term 6 bij. Als Reeks A met 3 verhoogd wordt... Dat gaat horizontaal, omdat Reeks
A op de horizontale as staat. ...dan gaan we met 6
omhoog op de verticale as en dat zie je hier. Reeks A gaat met 3 omhoog
van term tot term. En als dat met 3 omhoog gaat, gaat
Reeks B met 6 omhoog, van term tot term. Reeks B gaat met 6 omhoog
van term tot term. Je ziet dat het blijft gebeuren. Laten we nu kijken wat we hier hebben, kijken welk van deze uitspraken
hierop van toepassing zijn. "Elke term in Reeks A kan
je vermenigvuldigen met 2 "en daar 7 van af trekken om die
term in Reeks B te krijgen." Eens zien of dat waar is. Dus als dit waar zou zijn, moet ik dit kunnen vermenigvuldigen met 2
en daar 7 van af trekken en dat krijgen. Eens zien. Is 1 gelijk aan 2 keer 8 min 7? Pardon, 2 keer 4 min 7. Dus 2 keer dit getal. 2 keer 4 min 7. 8 min 7 is gelijk aan 1. Is dit gelijk aan 2 keer deze 7 min 7? Ja! Dat wordt 7. Is 13 gelijk aan 2 keer 10 min 7? Ja! 20 min 7 is 13. Is 19 gelijk aan 2 keer 13 min 7? 26 min 7 is 19! Is 25 gelijk aan 2 keer 16 min 7? 32 min 7 is 25. Dus deze eerste uitspraak klopt. Voor dezelfde term, de waarde van Reeks B
is 2 keer de waarde van Reeks A, min 7. Laten we naar de 2e kijken. "De termen van Reeks B
zijn altijd groter dan of gelijk aan "de bijbehorende termen van Reeks A." Nee, dat klopt niet. Het is waar voor een paar termen. Hier bij de derde, vierde en vijfde termen of zelfs bij de tweede, derde,
vierde en vijfde termen, is Reeks B gelijk aan
of groter dan Reeks A, maar het klopt niet bij de eerste. Reeks A is groter, dus deze is niet goed. "Om van elk punt naar de volgende te gaan
moet je 3 naar rechts en 6 naar boven." Dat is precies waar we het over hadden. Van de ene term naar de
volgende ging Reeks A langs de horizontale as
telkens met 3 omhoog en Reeks B, die op de verticale as
getekend is, ging met 6 omhoog. Dus je gaat 3 naar rechts en 6 omhoog. Dus die is goed. "De tweede term van beide reeksen is 7." Ja, dat zien we hier. De tweede termen zijn 7. Hier is een 7 en daar is een 7. Dus die is ook goed. Dus de enige die niet klopt is de tweede. Deze is niet goed.