Hoofdmenu
Leerjaar 3
Course: Leerjaar 3 > Eenheid 5
Les 1: Inleiding in oppervlakteInleiding in oppervlakte en eenheidsvierkantjes
Sal bedekt vormen met eenheidsvierkantjes om hun oppervlakte te bepalen. Gemaakt door Sal Khan.
Wil je meedoen aan het gesprek?
Nog geen berichten.
Videotranscript
We hebben hier 2 figuren, en ik wil nadenken over hoeveel plaats ze innemen op jouw scherm. Dit idee, hoeveel plaats iets inneemt op een oppervlak noemen we oppervlakte. Wanneer je naar het scherm kijkt, is het redelijk duidelijk dat deze paarse figuur meer plaats inneemt op het scherm dan de blauwe figuur, maar hoe kunnen we dit nu exact meten? Hoe weten we hoeveel meer plaats deze paarse figuur inneemt dan de blauwe? Wel, één manier om dit te doen kan zijn door een eenheid te bepalen voor oppervlakte. Bijvoorbeeld, ik zou hier een vierkant kunnen maken, en dit vierkant, eender welke eenheid we gebruiken, zouden we kunnen kiezen als 1 eenheid. De breedte van dit vierkant is 1 eenheid, en de hoogte is ook 1 eenheid. Dit kunnen we dus een eenheidsvierkant noemen. Dus, 1 manier om de oppervlakte van deze figuren te meten is uit te zoeken hoeveel eenheidsvierkantjes ik nodig heb om de figuur te bedekken, zonder over de rand te gaan en binnen de grenzen te blijven. Laat ons dat proberen. Laat ons beide figuren bedekken met eenheidsvierkantjes, en dan hebben we een meting gedaan van de oppervlakte. Ik start met deze blauwe. We kunnen hier dus 1,2 3,4 5 5 eenheidsvierkantjes plaatsen. Laat me dit eens noteren. We hebben dus 1,2,3,4,5 eenheidsvierkantjes -- en ik kan de grenzen tussen deze eenheidsvierkantjes iets duidelijker tekenen -- we hebben dus 5 eenheidsvierkantjes. We kunnen dus zeggen dat deze figuur een oppervlakte heeft van 5. We kunnen zeggen: 5 eenheidsvierkantjes. Maar een meer typsiceh manier om dit te zeggen is dat je 5 vierkante eenheden hebt. Dat is de oppervlakte hier. Laat ons nu hetzelfde doen met deze paarse figuur. Met deze paarse figuur kan ik 1,2,3 4,5,6 7,8,9 10. 10 eenheidsvierkantjes kan ik gebruiken om deze te bedekken. Ze overlappen niet, of ik tracht toch om ze niet te laten overlappen. Je ziet dat ik er 10 kan laten passen op de figuur. Laat me de grens duidelijk tekenen tussen de vierkantjes, zodat je het beter kan zien. Dit is de grnes tussen mijn eenheidsvierkantjes. Tussen de vierkantjes. Zizoe. We kunnen ze tellen. 1,2,3,4,5,6,7 8,9,10 We kunnen dus zeggen dat de oppervlakte -- en laat me ze scheiden met een zwarte grens, het maakt dingen iets duidelijker dan blauw -- De oppervlakte voor deze paarse figuur is dus gelijk aan 10 vierkantjes eenheden. Wat hebben we hier dus- we hebben een idee over hoeveel plaats iets inneemt op een oppervlak, en je zou het op het zicht kunnen bepalen en zeggen, "hey, dit neemt meer plaats in" Maar nu hebben we een manier om dit te meten. We kunnen een eenheidsvierkant bepalen -- hier, het is een vierkant van 1 eenheid op 1 eenheid -- in de toekomst zullen we zien dat het vanalles kan zijn: een vierkant van 1 centimeter op 1 centimeter; het zou een vierkant van 1 meter op 1 meter kunnen zijn; of een vierkant van 1 voet op 1 voet (1 voet = engelse lengte maat); en dan kunnen we dat gebruiken om de oppervlakte van dingen exact te gaan meten. Dit ding heeft een oppervlakte van 5 vierkante eenheden; dit ding heeft een oppervlakte van 10 vierkante eenheden. We kunnen dus zeggen dat deze dubbel zoveel plaats inneemt - de paarse figuur heeft 2 keer meer oppervlakte - het heeft 10 vierkante eenheden - dan de blauwe figuur. Het neemt twee keer zoveel plaats in op het scherm als de blauwe figuur.